Zoals we zagen op de eerste pagina groeide de bevolking van Amerika binnen een paar honderd jaar kolossaal door de kolonisatie, de slavernij, de immigratiegolf en de goldrush. Al deze immigranten kwamen van alle windstreken en brachten met hun bezittingen ook hun eigen muziek en instrumenten mee. In het deel over de "Urbanisatie en Migratie" (einde vorige pagina), lazen we dat na de afschaffing van de slavernij de bevrijde slaven zich massaal over de grote steden en de rest van het land verspreidden, mede door de aanleg van de Transcontinentale spoorlijnen. De bevolking vermengde zich dus en bracht ook de diversiteit aan muziek bij elkaar. En daar begonnen feitelijk de Blues en de Jazz te ontstaan en zich te ontwikkelen.
Maar waar en hoe zijn ze ontstaan en geworden tot wat ze nu zijn? Je kunt de Blues en Jazz namelijk niet allebei definiëren als één muziekstijl. Uit de muziek zoals die gezongen werd op de plantages in het zuiden van de VS, is de Blues gekiemd en zou later uitgroeien tot wat we nu als Blues kennen. De Jazz is ontstaan in New Orleans, maar pas in het begin van de 20ste eeuw. Veel later dus. Wat ze gemeen hebben is dat ze beiden een samensmelting zijn van diverse muziekstijlen in de periode tussen 1860 en 1920. Maar hoewel het twee verschillende muziekstijlen zijn is de Blues het belangrijkste element, zo niet de kern van de Jazz. Blues is voor Jazz als bloed voor het lichaam, en daarom ook in veel titels van Jazznummers terug te vinden: Saint Louis Blues (zie verderop: W.C. Handy), Franklin Street Blues, Savoy Blues, Burgundy Street Blues.
Wat zijn die elementen en gebeurtenissen waardoor alle ritmes en melodieën in harmonie werden samengebracht? (noot: "harmonie" komt vanuit het Grieks en betekent samenvoeging van delen tot een schoon en goed geheel). In de tekst verderop worden de elementen die refereren aan onderstaand rijtje met een gekleurde achtergrond weergegeven en verder toegelicht.
BLUES =
JAZZ = BLUES, met daaraan toegevoegd
Al wordt de term "Blues" officieel pas rond 1912 voor het eerst vermeld/gebruikt (zie verderop "William Christopher Handy"), we zullen nooit precies weten wie het eerst het woord Blues gebruikte of het eerste Bluesnummer schreef. Al is 'schrijven' een groot woord want niemand heeft het echt geschreven: de Blues (laat ik dat woord vanaf hier toch maar gebruiken) verspreidde zich tijdens de periode van de slavernij, wat letterlijk ging van mond tot mond. Zonder radio, tv, cd's, platen of geluidsbanden. Muzieknummers werden veranderd en 'verbeterd' tijdens hun reis door Amerika. Natuurlijk verliep dit proces op het platteland maar heel geleidelijk. Daar waren ook geen theaters of andere podia voor muziek. Alle soorten liederen werden doorgegeven door rondreizende muzikanten en door ze samen te zingen binnen het gezin of in andere groepen. Door dat rondreizen bestonden er op den duur allerlei regionale vormen. De liedjes met de eenvoudige, maar trage en treurige melodieën, en teksten over alledaagse beslommeringen die we nu nog terugvinden in de Blues, heetten in die dagen DITTIES (1). Ditties waren lyrisch, strofisch en kort verhalende simpele liedjes of gedichten, die we tegenwoordig ballades noemen.
Op tv hoor je wel eens in de een of andere documentaire over "de wonderlijke geluiden van Afrika". Bedoeld worden de geluiden van de natuur: dieren, vogels, insecten, het geluid van de hitte. Deze geluiden inspireerden de Afrikaanse muzikanten duizenden jaren lang. Hun trommels maakten de ritmes en waren hun middel om te communiceren tussen stammen onderling, maar ook werden ze gebruikt tijdens rituelen, dansen enz.
De klanken die ze erbij gebruikten maakten het tot liedjes. AFRIKAANSE MUZIEK (2) is een puur mondelinge traditie, van generatie op generatie overgegaan. Er zijn slaapliedjes, feestliedjes, religieuze en marsliedjes. In principe verschilt het niet van muziek uit andere continenten. Maar opvallend is dat de muziek vooral wordt gedomineerd door de vraag- en antwoordvorm (CALL AND RESPONSEPATROON) wat de liedjes tot een vorm van communicatie maakte en die later de Blues en Jazz sterk zou beïnvloeden. De slaven die in het verleden van Afrika naar Amerika werden getransporteerd om te werken op de plantages namen niets mee. Geen bezittingen en al zeker geen muziekinstrumenten of uitgeschreven muziek. Het waren de liedjes, hun muziek, klanken en ritmes die, net als de herinneringen aan dat wat ze achterlieten, in de hoofden van de slaven meereisden.
Eenmaal in Amerika moesten de uit Afrika geroofde slaven lang en hard werken, waren meestal van zonsopgang tot zonsondergang geketend, en leefden in erbarmelijke omstandigheden en armoede, waarbij mishandeling en marteling aan de orde van de dag waren (een slaaf werd gemiddeld 24 jaar).
Muziek was het enige wat ze hadden. Praten tijdens het werk op de plantages mocht niet, omdat de bewakers hun taal niet verstonden. Zingen was wel toegestaan, en werd zo hun vorm van communicatie. De een zong alleen (in het Afrikaans natuurlijk) om zijn verhaal te doen aan de rest. Of een voorman van een werkploeg, de "holler" ("to holler" betekent vrij vertaald schreeuwen, gillen) gaf een strofe aan, waarop de rest antwoordde, het CALL AND RESPONSEPATROON. Meegenomen uit hun geboorteland. Hun manier ook om ontsnappingspogingen te 'bespreken'. Zo ontstonden de zgn. WORKSONGS en de FIELD HOLLERS (3). De traditionele religieuze volksliederen van de slaven tijdens hun gebedsdiensten werden NEGROSPIRITUALS (4) genoemd.
Onderstaand een paar voorbeelden van negrospirituals, de laatste twee zijn field holler/worksongs. De opnames zijn natuurlijk van een later datum.
De Vlaamse gospelband SOULSPIRIT gaf er onderstaande interpretatie aan.
Behalve op het veld werd ook gezongen tijdens de arbeid die gevangenen verrichtten in of buiten de bajes. Hieronder een voorbeeld van een groep gevangenen, die zich de Texas Prison Camp Work Gang noemden.
Al in het begin van de 19de eeuw, nog ver vóór de Amerikaanse Burgeroorlog en de afschaffing van de slavernij, begon de Afrikaans beïnvloede muziek zich heel langzaamaan te verspreiden van het platteland vanaf de Mississippi Delta naar de steden in het noorden en zuiden, maar vooral New Orleans.
noot: de Mississippi Delta is een moerasgebied (het rode gedeelte op het kaartje) in het noordwesten van de Amerikaanse staat Mississippi. Het is door de kolonisten drooggelegd en ontgonnen tot plantages. Dit gebied moet niet verward worden met de Mississippi River Delta in Louisiana, want dat is de plek waar de Mississippi in zee stroomt.
De grote import van slaven door de plantage-eigenaars rechtstreeks naar New Orleans e.o. was eind 18de eeuw niet de enige reden van de verdubbeling van het aantal inwoners in die stad. Van de Afrikanen die als slaven naar Amerika gebracht werden, werden veel slaven allereerst naar de West-Indische eilanden gebracht, met name naar Hispaniola, een eiland gekoloniseerd door Christoffel Columbus, bestaande uit Haïti (al vanaf 1659 de Franse kolonie Saint-Domingue) en de Dominicaanse Republiek. Na een tijdje werden velen van hen verkocht in New Orleans. Maar in 1791 brak de Haïtiaanse Revolutie (slavenopstand) uit die duurde tot 1804 en werd gekatalyseerd door de Franse Revolutie (1789-1799). Het was de eerste en enige succesvolle slavenopstand op het Westelijk halfrond. Deze vond plaats in Saint-Domingue en leidde tot de vrije republiek Haïti. De revolutie kon slagen doordat er een overmacht van vijftien keer zoveel slaven als kolonisten was. Haïtiaanse vluchtelingen kwamen met boten vol via Cuba naar New Orleans.
Maar ook in New Orleans mochten slaven niet leren lezen of schrijven, geen bijeenkomsten of vergaderingen organiseren. Alleen de kerk en Place Congo waren hun toegestane plaats van samenkomst. De Afrikaanse en Haïtiaanse slaven waren gelovig en gingen op zondag naar de kerk. Voor de slaven was het hun enige vrije dag, vastgelegd in de Code Noir, een decreet uit 1685 van de Franse koning Lodewijk XIV: "een verzameling verklaringen en oordelen betreffende de zwarte enclaves in Amerika met de opgestelde regels voor de Franse politie en andere ordehandhavers". Het decreet bleef gelden tot 1848. Zondag betekende dus niet werken en geen slaag die dag.
Na de kerk op zondag ging het richting Congo Square. Place Congo (eigenlijk een bijnaam) is een deel van het huidige Louis Armstrong Park, wat ligt in de Tremé-area, de oudste Afro-Amerikaanse buitenwijk van Amerika ten noorden van het French Quarter in New Orleans.
De tekst vertaald:
Congo Square ligt in de "nabijheid" van een plek die Houmas-indianen vóór de komst van de Fransen gebruikten om hun jaarlijkse maïsoogst te vieren en door hen als heilige grond werd beschouwd. Al in de late jaren 1740 kwamen hier tot slaaf gemaakte Afrikaanse verkopers op Congo Square en dat ging door tijdens het Spaanse koloniale tijdperk als een van de openbare markten van de stad. Tegen 1803 was Congo Square beroemd vanwege de bijeenkomsten van tot slaaf gemaakte Afrikanen die op zondagmiddag trommelden, dansten, zongen en handel dreven. In 1819 telden deze bijeenkomsten maar liefst 500 tot 600 mensen. De beroemdste dansen waren de Bamboula, de Calinda en de Congo. Deze Afrikaanse cultuuruitingen ontwikkelden zich geleidelijk tot Mardi Gras' Indiaanse tradities, de "second line" (wat met huwelijksparades te maken heeft), en uiteindelijk tot New Orleans' Jazz en Rhythm and Blues. Congo Square werd in het Nationale Register van Historische Plaatsen vermeld op 28 januari 1993.
De Haïtiaanse slaven uit Saint-Domingue zetten hun oude voodoopraktijken (spreek uit als voedoe, een Engelse naam voor de Haïtiaanse religie vodou) ongewijzigd voort in New Orleans. De trommels, zgn. "talking drums" waren het communicatiemiddel tussen de verschillende stammen in Afrika en werden ook hier gebruikt om hun ontsnappingsplannen mee te "bespreken" zoals ze dat deden op de plantages. Het trommelen in langdurig dezelfde ritmes kwam angstaanjagend over bij de blanken. Opzichters van de plantages die ook op Congo Square een oogje in het zeil hielden en zorgden dat niemand van het plein verdween kregen het op den duur in de gaten en stonden alleen nog religieuze liederen toe die vervolgens vol zaten met verborgen boodschappen. In 1808 werd daarom dansen en trommelen op pleinen verboden. Op trommelen kwam zelfs de doodstraf te staan in de staten Mississippi, South Carolina en Georgia. Behalve op Congo Square: de blanke heersers hielden de slaven liever op één plek geconcentreerd, om ze beter in de gaten te kunnen houden. Daarmee werd het aantal Afro-Amerikanen op de zondag op het plein vertienvoudigd, en groeide het uit tot attractie nummer 1 voor de toeristen.
Deze buurt staat nog steeds bekend om zijn "African-American music" en was de eerste wijk waar later vrije slaven huizen konden kopen. Ze hadden er ook een eigen marktplaats waar ze handel dreven en producten verkochten die ze zelf hadden geteeld. Ook maakten ze daar hun kruiden, konden ze zich zelfs wassen of hun haren vlechten, maakten en bespeelden ze hun trommels (bongo's) en dansten ze de Bamboula en Calimba, net als hun voorouders deden.
Via die samensmelting met de negrospirituals ontstond het GOSPEL (4). Het Engelse woord 'gospel' komt van het Oudengelse goð (goed) spell (nieuws, boodschap) en heeft dezelfde betekenis als het Griekse "euangelion" (evangelie). Gospel is dus een direct resultaat van Afrikaanse muziek gecombineerd met blanke psalmen. Een belangrijk verschil tussen negrospirituals en psalmen zit in de tekst, als gevolg van de ietwat beperkte woordenschat van de (voormalige) slaven. Ze gebruikten het lyrisch concept van de psalmen en gaven er hun eigen invulling aan. De teksten zijn christelijk geïnspireerd, met verwijzingen naar het Oude Testament. Zo wordt het leven na de dood aangeduid als het oversteken van de rivier de Jordaan. De melodieën zijn eenvoudig en verlopen in een swingend ritme. Oorspronkelijk werden deze liederen à capella (zonder instrumenten) uitgevoerd met onderscheid tussen een solist en een (meerstemmige) groep, waarbij ook een CALL AND RESPONSEPATROON gehanteerd werd. Zoals in hun voormalige thuisland, en zoals op de plantages. De uitvoering laat heel wat spontane muzikaliteit en betrokkenheid van de gemeenschap toe in de vorm van kreten, gejuich en handgeklap.
Ook door het zingen van gospel en negrospirituals met of zonder zelfgemaakte instrumenten vonden de slaven troost voor de situatie waarin ze leefden en deelden ze elkanders armoede en ellendige omstandigheden. Het was hun manier om hun lijden zowel uit te drukken als te verzachten. Het fundament voor de Blues was gelegd.
Brachten de Haïtiaanse slaven hun Creoolse zang, dans en AFRO-CUBAANSE RITMES (5) mee, de immigranten uit Europa "importeerden" tijdens de Immigratiegolf (1820-1920) allerlei stijlen VOLKSMUZIEK (Folk) en INSTRUMENTEN (6) die per land natuurlijk verschilden: ritmes van bijvoorbeeld polka's, walsen, marsen, en instrumenten als houten en koperen blaasinstrumenten, diverse snaarinstrumenten, pianola's, harmonica's enz. Er waren dus slavenorkesten, bands en orkesten in Europese stijl, en terwijl het feest was op Congo Square op zondag, speelden iets verderop (vooral Franse) MILITAIRE FANFARES (7) (orkestvorm met koperen blaasinstrumenten en slagwerk) en brassbands (orkestvorm met koperen blaasinstrumenten en een percussiesectie) op het Jackson Square (zie afbeelding beneden).
De zangstijl die de slaven op de plantages hadden ontwikkeld (en de oorsprong is van wat nu Blues heet) vermengde zich met de muziek van de percussiebands op straat waarop de voormalige Afrikaanse bevolking danste. Uit die mix van muziek ontstond rond 1890 de RAGTIME (8). Muzikanten in kroegen en bordelen (vaak overigens ook Afrikanen) maakten gebruik van muzikale elementen uit o.a. de Europese klassieke muziek en voegden deze toe aan de basis van de 'plantagezang'.
Ragtime is een muziekstijl welke tussen 1895 en 1919 het meest populair was. Het vindt zijn oorsprong in Afro-Amerikaanse gemeenschappen in steden als New Orleans en St. Louis in de Verenigde Staten. Feitelijk is de ragtime een aanpassing van de marsmuziek (uit de Europese klassieke muziek), waarbij het tempo is versneld en er andere ritmes uit de Afrikaanse cultuur zijn toegevoegd (polyritmiek of de zogeheten syncopen). Hierdoor krijgt de vanouds strakke marsmuziek een wat golvend of swingend karakter en is daarmee de voorloper van de (klassieke) jazz. De ragtimecomponist Scott Joplin (ca. 1868–1917) werd beroemd door de publicatie van de "Maple Leaf Rag" (1899) en een reeks ragtime-hits zoals "The Entertainer" (1902). Naast de vierkwarts ragtime is er ook een wals (drie-kwarts) variant. Hoewel de ragtime vooral eerst gespeeld en bekend was bij de (voorheen) slavenbevolking van Amerika, werd het rond 1880 ook omarmd door de blanke bevolking. Al snel was het een duidelijk Amerikaanse vorm van populaire muziek. Het werd verspreid door fanfares en 'society'-dansbands en door het wat opzwepende ritme geliefd als dansmuziek.
Rond 1900 werd een goedwerkende combinatie van blaasinstrumenten gevonden om Blues (een toen nog onbekende term) en Ragtime te spelen. Instrumenten die gemakkelijk beschikbaar waren vanuit de fanfares en voldoende geluid voortbrachten zoals saxofoon, trompet, trombone, klarinet en tuba. Binnenshuis was de piano al bekend. Als ritme-instrument werd behalve slagwerk ook de banjo gebruikt die naast harmonie ook een duidelijk ritme kon voortbrengen. Met deze bands werden Blues en Ragtime gespeeld en kregen de musici de ruimte om te improviseren en te experimenteren. In de wijk Storyville van New Orleans (ten zuiden van Congo Square) was zoveel belangstelling dat muzikanten genoeg geld konden verdienen om van te leven, waardoor de ontwikkeling van deze muziek steeds sneller ging.
Ragtime was populair, en bloeide van 1890 tot WO1. Deze stijl mag zelf echter niet als Jazz beschouwd worden, het ging aan de Jazz vooraf. Wel zijn zgn. rags veelvuldig door orkesten van oude stijl Jazz gespeeld, en is in een aantal Bluesgenres (maar ook in Bluesstijlen als Boogie-Woogie) de Ragtime te herkennen. Ook in de Jazzrevivalperiode in de vijftiger jaren van de twintigste eeuw was de muziek uit de Ragtimeperiode vaak te horen, bewerkt voor Dixielandorkesten. Ragtime is oorspronkelijk uitsluitend gemaakt voor piano, en werd gespeeld in clubs en bars in New Orleans door Afro-Amerikaanse pianisten. Later zijn ook wel bewerkingen voor blaasorkest gemaakt, ook nog voordat de Jazz in ontwikkeling kwam. De stijl kenmerkt zich door een strakke baspartij terwijl de melodie hier ritmisch tegenin gaat. Het klinkt alsof de melodie net voor de begeleiding uitloopt of juist achter de begeleiding aangaat. Ze sporen in ieder geval niet samen. Hierdoor ontstaat het gevoel van "ragged time": verscheurde maat. Als dansmuziek past de Ragtime bij de cakewalk. De cakewalk is een dans die oorspronkelijk door Afro-Amerikaanse slaven werd gedanst. De dans is van oorsprong een satirische imitatie van de formele Europese dansen en wordt gekenmerkt door de overdreven bewegingen van de dansers. De dans ontleent zijn naam (cake-loopje) aan het feit dat bij het einde van de opvoering van de originele dans in een voorstelling bij de Centennial Exposition in Philadelphia in 1876 een cake werd overhandigd aan het danspaar dat de dans het beste had uitgevoerd. Vanaf 1900 werd deze dans ook populair in de Europese danshallen.
De beroemdste Ragtime-componisten waren Scott Joplin, James Scott en Joseph Lamb. De nu wereldwijd bekendste compositie is "Maple Leaf Rag" van Joplin. Ook van zijn hand is "The Entertainer" uit de film "The Sting", wat in Nederland het bekendst werd (zie ook pag.5, rubriek Piedmont Blues).
"Maple Leaf Rag" (1899), een versie voor respectievelijk piano en blazers.
Your browser does not support the audio element.
Tot hier toe zijn alle elementen bovenaan de pagina toelicht over hun rol en bijdrage in de totstandkoming van de twee stijlen: Blues en Jazz. Maar als beiden zo'n smeltkroes waren van allerlei stijlen, waar komen de namen dan vandaan?
De term "Blues" doet officieel pas rond 1912 zijn entree op bladmuziek van William Christopher Handy uit Memphis, zo wordt verteld. Hij wordt dan ook niet voor niets "The (God)Father of the Blues" genoemd. Terecht?
In 1903 werkte Handy in Tutwiler bij Clarksdale als dirigent van de Knights of Pythias Band toen hij voor het eerst 'de Blues' hoorde. Hij was het die in 1909 zijn eerste Bluessong schreef: "Mr. Crump Blues", gebaseerd op een verkiezingsnummer voor Edward Crump, een Democratische burgemeesterskandidaat in Memphis.
In 1912 werd de titel gewijzigd in "The Memphis Blues". Andere muzikanten uit Memphis zeggen dat het geschreven zou zijn door Handy's klarinetspeler Paul Wyer. Hoe dan ook: het bleek uiteindelijk de basis voor de specifieke Bluesstijl die in Memphis is ontstaan.
Ook van Handy's hand is "Beale Street Blues".
Dit nummer heeft ervoor gezorgd dat Beale Avenue in Memphis rond 1917 werd omgedoopt in Beale Street. Het maakte de plek in een klap onsterfelijk, en leverde hem later een standbeeld op in het Handy Park & Pavilion in Beale Street.
"St. Louis Blues" (2014) van Handy is een populair Amerikaans lied, gecomponeerd in de Bluesstijl, al klinkt het Jazzy: er zijn alleen blaasinstrumenten te horen. Het behoort tot het repertoire van heel wat Jazzmusici en groeide uit tot een echte Jazzstandaard. Het was ook een van de eerste Bluesnummers die populair werden als popsong. Het werd uitgevoerd door veel muzikanten in allerlei stijlen, onder meer door Louis Armstrong en Bessie Smith, Glenn Miller en de Boston Pops Orchestra. Het werd gepubliceerd in september 1914 door Handy's eigen bedrijf en werd zo populair dat er een nieuwe dansstijl, de "foxtrot", voor werd gemaakt. De versie met Bessie Smith (Queen of the Blues) en Louis Armstrong op cornet (uit 1925) wordt nu sinds 1933 bewaard in de Grammy Hall of Fame, evenals de versie uit 1929 van Louis Armstrong & His Orchestra (met Henry "Red" Allen).
Is de titel "(God)Father of the Blues" voor W.C. Handy terecht? Op Handy's officiële "claim" op de term Blues, was de reactie van ene Jelly Roll Morton (zie verderop): "In 1908 Handy didn't know anything about the Blues and he doesn't know anything about Jazz and stomps to this day. I myself figured out the peculiar form of mathematics and harmonies that was strange to all the world but me". Morton gooide Handy's claim dus verre van zich.
Charles Joseph "Buddy" Bolden (6 september 1877 - 4 november 1931) was een Afro-Amerikaanse cornetspeler en een sleutelfiguur in de ontwikkeling van de New Orleans stijl van Ragtime muziek. "Buddy Boldens Blues" was zijn beroemdste nummer. Het jaartal van het originele nummer is niet terug te vinden. Waarschijnlijk dateert het uit 1895, maar in ieder geval komt het uit de periode van voor 1907. Het is dus aannemelijk dat de benaming "Blues" eerder bestond en vooral in veel zuidelijke steden te horen was.
"Buddy Boldens Blues" heette trouwens eerst "Funky Butt". Een van de eerste keren dat het woord FUNK in een nummer voorkomt. Funk betekent van origine lichaamsgeur of de geur van geslachtsgemeenschap en werd in het algemeen als een onfatsoenlijk woord ervaren. In de Afro-Amerikaanse muziek gebruikte men de aanduiding "funky" om dat deel van de muziek aan te geven dat los, sexy, langzaam, riff-georiënteerd en/of dansbaar was. Funk kan dus gezien worden als een subgenre binnen Rhythm & Blues en de term wordt sinds halverwege de jaren zestig als genreaanduiding gebruikt. "Funky Butt" was geen dans, maar een beweging: een vrouw die haar rok optrok en suggestieve bewegingen maakte met haar heupen. Ene Coot Grant beschreef het duidelijk: "While she raised her skirt she would grind her rear end like an Alligator crawling up a bank". Daar zal geen vertaling bij nodig zijn.
Mamie Smith was een Amerikaanse vaudevillezangeres, danseres, pianiste en actrice. Als vaudevillezangeres trad ze op in meerdere stijlen, waaronder Jazz en Blues.
In 1920 ging ze de Bluesgeschiedenis in als de eerste Afro-Amerikaanse artiest die vocale bluesopnames maakte. In dat jaar zette ze "Crazy Blues" op plaat. Van de single werden een miljoen exemplaren verkocht, waarmee het nummer de eerste hit werd van de Bluesmuziek.
Behalve de Blues en de Ragtime hadden ook Europese volksliedjes een grote invloed op de Afro-Amerikaanse bevolking. Er ontstond een unieke verbinding met Afrikaans muzikaal idioom. Met de invloeden uit de Afrikaanse muziektradities (met name de ritmes) en het samenspel ontstond er in New Orleans een interessante kruisbestuiving van Blues, Ragtime, Folk, Negrospirituals en Franse marsmuziek. Deze mengelmoes van stijlen begon elkaar te beïnvloeden, en uit deze ingrediënten van uiteenlopende muzikale tradities ontstonden de vrije dans- en muziekritmes: JASS, een woord ontstaan in de sloppenwijken (in West-Afrikaans, de Madi-taal, betekent het seks) waarmee de seksuele daad op een platvloerse manier werd aangeduid. Later veranderde Jass in Jasz en nog later Jazz. Oorspronkelijk betekende het woord Jazz "een energieke dans". Het is bovendien een oud-Frans woord voor kwebbelen.
Na 1917 verplaatsten veel Ragtime- en Bluesmuzikanten zich naar elders – met name naar Chicago – nadat de overheid de wilde taferelen in Storyville verboden had. Dit markeert het begin van de zogenaamde New Orleans Jazzstijl-periode. De eerste generatie, de pioniers van de Jazz in New Orleans, waren trompettist Louis Daniel Armstrong (4 augustus 1901 - 6 juli 1971), zijn mentor King Oliver en bandleider Kid Ory van Ory's Sunshine Orchestra (de eerste Jazzband met een slavernijverleden die een plaat maakte).
Morton, die Handy een veeg uit de pan gaf over diens kennis van de Blues (zie boven) was een Amerikaanse Ragtime- en Jazzpianist, bandleider, en componist. Zijn compositie "Jelly Roll Blues" uit 1915 was een van de eerst gepubliceerde Jazzcomposities. Hij claimde de titel "uitvinder van de Jazz."
Ook de Jazz heeft zich, net als de Blues, uitgebreid in veel verschillende genres. Daarvoor verwijs ik naar de website Popular music genres & subgenres. Klik daar op de button "Jazz".
Tot slot en ter illustratie: "Highlights of the Jazz" - Over de ontwikkeling van de Blues en de Jazz (klik er op om te openen in een apart venster)
Op de volgende pagina (5): Geografie van de Blues. Welke verschillende Bluesgenres zijn er in de loop van de tijd ontstaan, en welke stijlen van muziek hebben zich ontwikkeld uit de Blues?